Column: ‘De Villa XXII’

19 september 2023

Marjan Spelbrink is schrijfster, onlangs is haar boek ‘Zeg me waarom? Nabestaanden over de impact van zelfdoding’ verschenen, en de dochter van één van de bewoners van Zorgvilla Zwolle. In haar vrije tijd schrijft ze columns over wat ze meemaakt tijdens haar bezoeken aan Zorgvilla Zwolle en over het leven van haar moeder daar. Een uniek kijkje in hoe het leven in een zorgvilla is.

Schrijfster Marjan Spelbrink

Als ik in de stralende zon naar De Villa loop, realiseer ik me dat mijn laatste bezoek alweer 4 weken was. Te lang geleden. Ik verheug me erop om iedereen weer te zien. Een verzorgster opent de deur en geeft me een knuffel. “Wat fijn dat je er weer bent” zegt ze en ze gaat me voor naar de woonkamer. Mam is blij. Ze zat al op me te wachten. Wat goed dat ze onthouden heeft dat ik kom. Ik neem haar in mijn armen. Ze is weer een stukje kleiner geworden. We gaan aan de ronde tafel zitten met koffie en thee en ik vertel over de vakantie. Het is rustig in de woonkamer. Een paar bewoners zitten buiten onder de parasol. Ik hoor van een verzorgster dat mevrouw C. is overleden. Ik schrik en realiseer me, dat ook het sterven bij De Villa hoort; het laatste thuis van de bewoners.

Meneer G. komt binnenlopen; ik begroet hem enthousiast. Hij kijkt me wazig aan, geeft me een hand en stelt zich voor. Hij weet niet meer wie ik ben. Ik maak er wat grapjes over en dan begint hem wat te dagen. Hij lacht verlegen. “Wij zijn vandaag 58 jaar getrouwd” zegt hij en kijkt vertederd naar zijn vrouw die verderop in een rolstoel zit. Enkele bewoners komen bij ons aan tafel zitten. Ik vraag hoe het reisje naar Urk is geweest en iedereen begint enthousiast te vertellen over de bootreis, de lunch en het diner op de boot. Meneer K. praat honderduit. De anderen knikken. Ik bekijk de foto’s van het reisje en zie allemaal blijde gezichten. Wat mooi dat ze dit met elkaar hebben gedaan. Mevrouw J. loopt langs en zegt “is er al een nieuw reisje gepland? Ik ben dol op reisjes”. “Ja, wij ook” klinkt het in koor. Plots staat meneer K. op. Als hij weg wil lopen zegt mam “je moet je stoel weer aanschuiven”. Ik zie hem aarzelen, maar dan schuift hij zijn stoel onder de tafel. “Je moeder is een portret hoor” zegt hij tegen mij en hij loopt naar het terras.

Mevrouw C. ligt opgebaard in haar eigen appartement. We mogen afscheid van haar nemen. Het raakt me haar zo vredig in haar eigen bed te zien. Naast een grote bos bloemen op haar nachtkastje ligt een stapeltje brieven met een blauw lint er omheen. “Dat zijn liefdesbrieven van haar en haar man” legt de verzorgster uit. “Ze gaan met haar mee de kist in”. Mam pinkt een traantje weg en de verzorgster slaat liefdevol een arm om haar heen. Donderdag is het afscheid en alle bewoners gaan er naar toe. Ook dit doen ze met elkaar in De Villa.

Het is tijd voor de lunch. We zitten niet met z’n allen aan de lange tafel in de serre. Er zijn nu 3 tafels gedekt. Ik begrijp dat het rust geeft aan de bewoners om in kleinere groepjes te eten. Het overlijden van mevrouw C. heeft iedereen verdrietig gemaakt. Ze missen haar. In deze Franse week beginnen we met een heerlijke courgettesoep. Daarna worden broodmandjes, boterkuipjes, kaas en vleeswaren op de tafels gezet. Meneer G. doet, zoals altijd, royaal hagelslag op zijn witte boterham. Als het brood op is, kiepert hij de overgebleven hagelslag van het bord in zijn hand en doet het in zijn mond. Mevrouw M. zegt “ik wil ook van dat zwarte”. Vervolgens strooit ze een flinke hoeveelheid hagelslag op haar lege bord en eet het met een lepel op.

Ik tafel nog even met mam samen na. Ze vertelt over een vervelende aanvaring tussen haar en een andere bewoner. Het is al geruime tijd geleden maar elke keer begint ze er weer over. “Mam” zeg ik, “Je vergeet werkelijk alles, waarom dit niet? Wat zei omi dan altijd? ” Ze kijkt met haar grote bruine ogen aan en zegt zachtjes: “Nicht ärgern, nur wundern”. “Precies” zeg ik en geef haar een knuffel.

Mevrouw E. vraagt of ik nog even met haar in de tuin wil zitten. Ze noemt wat eigenaardigheden van een paar bewoners op en slaakt een diepe zucht. “Het hoort er allemaal bij” zegt ze. “Maar soms vind ik het wel lastig; dan denk ik, waarom zit ik hier eigenlijk? Met mij is toch niets aan de hand? Maar ik weet wel wie hier verantwoordelijk voor is. De koningin. “Beatrix?” vraag ik. “Nee, die nieuwe, Máxima. Zij heeft, toen ze naar Nederland kwam, een tijdje bij ons in huis gewoond. Ondergedoken zeg maar, voor de pers. Haha, en mijn man was juist de pers. Maar ik kon niet goed met haar overweg. Ik vond haar een arrogant meisje, terwijl ze maar van heel gewone komaf is. Ik denk dat dit haar wraak is”. “Misschien” zeg ik zachtjes, terwijl ik mijn hand even op de hare leg.