Column: Een doordeweekse lunch
16 mei 2023
Marjan Spelbrink is schrijfster, onlangs is haar boek ‘Zeg me waarom? Nabestaanden over de impact van zelfdoding’ verschenen, en de dochter van één van de bewoners van Zorgvilla Zwolle. In haar vrije tijd schrijft ze columns over wat ze meemaakt tijdens haar bezoeken aan Zorgvilla Zwolle en over het leven van haar moeder daar. Een uniek kijkje in hoe het leven in een zorgvilla is.
“Als ik binnenkom, zitten de bewoners met elkaar koffie te drinken. Op de tafel staat een glazen plateau met lekkere koekjes. Ze hebben net hun gymnastiek uurtje achter de rug en sommigen zijn daar nog van aan het bijkomen. Ik ga er gezellig bij zitten met een glas thee en vraag of ze ook naar de kroning van koning Charles hebben gekeken. Iedereen knikt enthousiast, behalve meneer de V. “Heb ik niets van meegekregen” zegt hij. “Ik wist niet dat het er voor was. Je kunt ook niet alles weten.” We praten met elkaar over de indrukwekkende uitzending en de mooie muziek.
De geopende deuren van de serre nodigen uit om in de verzorgde tuin te zitten. Op alle tuintafels staan bakken met vrolijke bloemen. Samen met Mevrouw E. en Marije, de locatiemanager, ga ik naar buiten. “Hoe gaat het met je?” vraag ik aan mevrouw E. “Het gaat wel, alleen verveel ik me zo” antwoordt ze. Marije haakt er gelijk op in. “Wat zou je graag willen doen?” vraagt ze. “Had je vroeger hobby’s?” Mevrouw E. vertelt dat ze veel geboetseerd en geschilderd heeft. Vooral het maken van beelden heeft ze altijd fijn gevonden. “Dan ga ik klei kopen” zegt Marije. Mevrouw E. kijkt melancholisch voor zich uit. “We hadden een schuur waarin ik werkte. Met een oven zodat de beelden ook gebakken konden worden. Maar die schuur is afgebrand; ook het beeldje dat ik van onze ezel had gemaakt is verloren gegaan. Toen hebben we een nieuwe schuur laten bouwen waarvan onze hulp zei: “dat is een royale twee onder een kapper”.
Mam komt ook lekker naar buiten. Meneer G. haalt kussens voor haar tuinstoel. Mevrouw A. zit in haar rolstoel met haar ogen dicht te genieten van de zon. Haar gezichtje heeft al een gezonde bruine kleur. “Dat is er opgesmeerd” zegt mevrouw J. Ik betwijfel het. Mevrouw J. en mam plukken de uitgebloeide viooltjes uit de bloembak op tafel; meneer K. leest aandachtig een boek. “Hoe oud ben je eigenlijk? ” vraag ik mevrouw J. “47” zegt ze. “Je bedoelt zeker 74” zeg ik. “Oh ja, dat is ook zo” zegt ze lachend. Binnen worden de voorbereidingen voor de lunch genomen.
Een volle tafel dit keer. Meneer B. is onrustig. Ineens gaan zijn handen in de lucht; “mijn zoon” roept hij geëmotioneerd. De zoon loopt lachend naar de tafel, slaat de armen om zijn vader heen en geeft hem een knuffel. “Ik kom gezellig mee lunchen pap.” Meneer B. knippert tegen zijn tranen. De soep wordt uitgeserveerd. Meneer Z. moet even wachten totdat iedereen heeft. “Ik roer alleen maar” zegt hij, maar hij legt zijn lepel weer neer. Na de soep kan iedereen zijn eigen brood smeren. Meneer B. overziet het niet helemaal maar zijn zoon helpt geduldig mee en doet boter op de boterham. Meneer B. doet er nog een laag overheen; en nog een laag. Het kan en mag allemaal. De zoon glimlacht en begeleidt subtiel. Het is ontroerend om te zien.
Na de lunch worden de voorbereidingen getroffen voor het wekelijkse zwemuurtje van een paar bewoners. “Ga je zo lekker zwemmen?” vraag ik meneer De V. “Nee” zegt hij. “Daar houd ik niet van. Vroeger heb ik veel gezwommen, ook reddingzwemmen, maar nu wil ik dat niet meer”. Als hij kort daarna wordt opgehaald, kijkt hij heel verbaasd en begint wat te grijnzen. Gedwee loopt hij met de begeleidster mee om naar het zwembad te gaan.
Als ik even later praat met een van de verzorgers, vertelt ze over haar moeder die in een verpleeghuis zit. Haar vader bezoekt haar moeder dagelijks maar mag ’s avonds niet met zijn vrouw in de huiskamer zitten want ’s avonds is bezoek niet welkom. Ook mee eten is niet mogelijk en als de bewoners wat te drinken krijgen wordt dat hun bezoek niet aangeboden. Al die regels zorgen voor spanningen; omdat haar moeder er niets van begrijpt en haar vader alleen machteloos kan toekijken.
Wat mogen wij blij zijn met de zorgvilla. Onze ouders worden er liefdevol verzorgd en alles kan en mag.
Het is tijd om te vertrekken. Mam loopt mee naar de voordeur. Ook meneer B. loopt mee. Hij geeft me een hand en zegt: “Dank u wel voor uw komst en wat dies meer zij”. Mam slaat haar ogen ten hemel en schudt haar hoofd. Maar, ze herpakt zich, maakt geen opmerking en zwaait me vrolijk uit.”