Column: Een nieuwe pyjama voor mijn moeder

27 juli 2023

Marjan Spelbrink is schrijfster, onlangs is haar boek ‘Zeg me waarom? Nabestaanden over de impact van zelfdoding’ verschenen, en de dochter van één van de bewoners van Zorgvilla Zwolle. In haar vrije tijd schrijft ze columns over wat ze meemaakt tijdens haar bezoeken aan Zorgvilla Zwolle en over het leven van haar moeder daar. Een uniek kijkje in hoe het leven in een zorgvilla is.

Schrijfster Marjan Spelbrink

Hij stapt een lingeriezaak binnen en is direct omgeven door vrouwen. De verkoopsters kijken hem stralend aan. Ik zie ze denken, wat een leuke man, die gaat vast mooie lingerie voor zijn vrouw kopen. “Kan ik u helpen?” vraagt één van hen. “Zeker” antwoordt hij, “ik zoek een pyjama voor mijn 87 jarige moeder”. “Loopt u maar mee” zegt ze vriendelijk. “Wat is haar maat?” Ze laat hem een aantal pyjama’s  zien, maar het is moeilijk om er een uit te zoeken. “Zal ik er een voor u aantrekken?” vraagt ze. “Ik heb ongeveer dezelfde maat als uw moeder, dan heeft u er een beeld bij”. Hij is verrast als ze lachend een mintgroene, gestreepte pyjama aantrekt…

Voor Zorgvilla Zwolle is een stoeptegel vervangen door een ‘zwaaisteen’. Verbaasd kijk ik er naar. Snel scrol ik op mijn telefoon. ‘Een zwaaisteen is een vrolijke stoeptegel die uitnodigt om even naar elkaar te zwaaien’. Ik zie het al voor me. De bewoners zitten graag op de mooie hardhouten banken voor het pand. Er lopen iedere dag honderden mensen langs, dus er is altijd wat te zien. Als de voorbijgangers nu ook allemaal nog gaan zwaaien dan wordt het helemaal een gezellige boel.

Mam is moe. Ze komt net van de gymnastiek. We gaan onder een parasol in de tuin zitten. “Wat een mooie broek heb je aan,” zeg ik. “Ja, een heerlijke broek,” zegt ze. “Die heb ik toch van jou gekregen?” Ik knik. “Ik heb een probleem. Je broer heeft een pyjama voor me gekocht maar die wil ik niet. Het is een herenpyjama”. “Hij is gekocht in een lingeriezaak mam, en daar verkopen ze geen herenpyjama’s. Misschien moet je er even aan wennen”.

Meneer De V. komt bij ons zitten. Hij vertelt over de tuin. Hoe hij die heeft aangelegd, dat hij er nu niet meer in mag werken en hoe erg hij dat vindt. Hij wijst me op een paar bomen en bloemen. “Alleen de bloembakken mag ik nog onderhouden, maar die heb ik ook zelf gekocht”. Ik praat wat met hem mee. Dan staat hij op. “Ik ga naar huis, ik heb het hier wel gezien,” zegt hij en loopt naar binnen.

Verderop draagt mevrouw M. hardop gedichten voor van Rilke. Meneer H. luistert aandachtig. Mevrouw E. komt het terras op en is verheugd als ze me ziet. “Ga je even met me mee?” vraagt ze. “Ik ben ze vergeten,” zeg ik. Mevrouw E. graait in haar BH, legt een sigaretje op tafel en gaat weer naar binnen. Als ze terugkomt geeft ze me een nieuwe en pakt de sigaret van de tafel. “Deze heeft tussen mijn borsten gezeten dus die rook ik zelf wel op,” zegt ze en samen lopen we het hoekje om.

Ze vertelt dat mevrouw C. uit bed is gevallen en haar bovenbeen gebroken heeft. “91 is ze en toch hebben ze haar nog geopereerd. Bijzonder he? Meneer G. en meneer B. zijn trouwens ook gevallen. Het lijkt wel of de vallende ziekte hier heerst,” zegt ze serieus. Ik zie meneer B. Hij zit slapend in zijn stoel. Overal pleisters en blauwe plekken. Wat triest.

“Is het tijd voor de lunch?” vraag ik aan een van de verzorgers. “Ik zie meneer G. al aan tafel zitten.”

“Hij is bang dat zijn plekje straks bezet is” zegt ze met een knipoog. Even later gaan we aan tafel. Tot mijn verbazing zie ik dat mevrouw M. en meneer H. al brood pakken en gaan eten. De anderen kijken gestoord. “Er komt nog soep,” zeg ik voorzichtig. “Geeft niet,” zegt mevrouw M. “Mijn bord is groot genoeg. Dat kan er wel bij,” en ze eet rustig verder. De mosterdsoep met zalm is werkelijk verrukkelijk.

De lunch lijkt ten einde maar dan pakt mevrouw M. nog een beschuit; iedereen zucht. “Geduld is een schone zaak,” zegt mam luid. “En zorgt vaak voor nog meer vermaak,” vult mevrouw E. aan. We blijven allemaal zitten tot de beschuit op is. “Dank voor het wachten,” zegt mevrouw M. en ze staat op.

Ik ga op zoek naar de pyjama. Hij ligt keurig ingepakt op het kantoor met een briefje erop dat mam deze niet wil. Ik neem het tasje mee naar buiten. Enkele medewerkers loven de mooie stof en de lieflijke kleuren. “Wat chique,” oppert iemand nog. Maar het heeft geen effect dit keer. Mam blijft erbij: het is een herenpyjama en hij moet geruild worden. Dus dat gaan we doen.