Column: ‘Even vergeten hoe oud ik ben’
13 juli 2023
Marjan Spelbrink is schrijfster, onlangs is haar boek ‘Zeg me waarom? Nabestaanden over de impact van zelfdoding’ verschenen, en de dochter van één van de bewoners van Zorgvilla Zwolle. In haar vrije tijd schrijft ze columns over wat ze meemaakt tijdens haar bezoeken aan Zorgvilla Zwolle en over het leven van haar moeder daar. Een uniek kijkje in hoe het leven in een zorgvilla is.
De broek zit keurig opgevouwen in de doos op de bank. Ik haal hem eruit. Hij is echt mooi. “Ik wil hem niet,” zegt mam. “Ik vind hem te chique en dat past niet in dit huis”. Mijn mond valt open. Nog nooit is iets voor mijn moeder te chique geweest. En deze broek is niet chique. Het is een sportieve witte broek met een klein splitje onderaan de pijpen. “Wil je hem eens aandoen?” vraag ik. Maar ze schudt haar hoofd. “Daar heb ik geen zin in. Het is warm”. Ik doe de broek weer netjes in de doos. “Dan stuur ik hem terug,” zeg ik. Ze staat er bedremmeld bij. “Sorry,” zegt ze. Maar het is goed. Het is ook niet gemakkelijk als je je nieuwe kleren zelf niet meer kunt uitzoeken. “Laten we lekker op het terras gaan zitten,” stel ik voor.
Beneden is het een gezellige drukte. Enkele bewoners zitten met elkaar koffie te drinken aan de ronde tafel. Anderen zitten buiten onder de parasol. Meneer K. leest een boek, meneer G. de krant. Meneer B. loopt maar rondjes door de tuin, een stapeltje tijdschriften onder zijn arm. Hij is onrustig. Een verzorgster gaat strategisch in een hoek op het terras zitten en volgt hem. “Gisteren is hij over het hek geklommen,” zegt ze. “Dat moeten we niet weer hebben. Meneer Z. is deze week ook al teruggebracht door de politie. Hij liep achter iemand aan, door een toegangspoortje op het station. Gelukkig was het dichtbij en kennen ze hem inmiddels”. Wat een verantwoordelijkheid rust er toch op de schouders van de medewerkers. En toch zijn ze allemaal ontspannen en vrolijk; het valt bijna niet op dat ze continu alert moeten zijn en alles en iedereen in de gaten moeten houden.
“Wat heeft u een prachtig shirtje aan,” zegt de locatiemanager tegen mam. “Echt heel chique”. En dat is het ook, het zilverkleurige, glanzende bloesje, afgezet met kraaltjes. “Het zou mooi op je nieuwe witte broek passen,” zeg ik lachend. Mam bloost maar zegt niks.
Het is alweer tijd voor de lunch en we gaan met elkaar aan de lange tafel in de serre zitten. Er hangen slingers. “Is er iemand jarig?” vraag ik. “Meneer Z. was gisteren jarig,” antwoordt mevrouw J. “Gefeliciteerd,” zeg ik tegen hem. “Hoe oud bent u geworden?”
“Dat hoor je niet te vragen,” zegt mevrouw J. tegen mij. Ik bied mijn excuus aan. “Hoeft niet,” zegt meneer Z. “Ik ben toch alweer vergeten hoe oud ik ben”. “Eigenlijk weet ik mijn leeftijd ook niet meer,” zegt mevrouw J. “Ik de mijne ook niet,” zegt mevrouw E. We moeten allemaal lachen.
We krijgen een lekkere kerriesoep met geroosterd knoflookbrood. Het smaakt heerlijk. Mam doet nog een flinke laag roomboter op het geroosterde brood en daarop 2 plakken kaas. Met verbazing sla ik het gade. Mevrouw E. heeft een gewone boterham gepakt en probeert er een stukje af te snijden. “Moeten jullie nu toch kijken,” zegt ze. “Ik kom er gewoon niet doorheen”. Iedereen kijkt terwijl mevrouw E. blijft snijden. “Jullie hebben toch onlangs nieuwe messen gekregen?” vraag ik. Dan mengt meneer K. zich in het gesprek. “Dit zijn de nieuwe messen, maar ze zijn ook niet goed. Kijk, de karteltjes zitten maar aan 1 kant. Ik heb dat al gereclameerd bij de zorgcoördinator. Ze hadden eerst een set proefmessen moeten bestellen maar dat kan nu niet meer. Dit brood komt uit de vriezer en dan zijn de korstjes wat harder. Misschien moeten ze geen brood meer in de vriezer doen”. “Houd toch op met dat gezeur,” zegt meneer G. geïrriteerd en hij schudt zijn hoofd. “Ik heb hier nog een half plakje brood,” zegt meneer K. “Wie wil even oefenen met snijden?” en hij legt het halfje zo op het bord van meneer de V. Die mompelt “prima”, pakt zijn mes, snijdt met gemak een stukje van het brood af en kijkt met pretlichtjes in zijn ogen de tafel rond. “Toch ga ik het nog eens aanroeren,” zegt meneer K. Dan is de lunch ten einde.
Als ik naar huis wil gaan, bedenk ik me dat ik de doos met de witte broek mee moet nemen. Die moet geretourneerd worden. “Waar is de doos met de broek gebleven mam?” “O” antwoordt ze achteloos, “die ligt in mijn kast. Ik heb besloten dat ik ‘m houd. Hij is keurig en hij past wel bij dit bloesje”.