Column: De Villa XXXXIII – Tot later…
10 september 2024
Het is heerlijk zomerweer. Mam en ik zitten met een paar dames onder de grote parasol. “Wat zijn je nagels mooi gelakt” zegt mam terwijl ze over mijn hand strijkt. “Dat kan ik helaas niet meer, maar misschien ben ik daar nu ook wel te oud voor”. Mevrouw I. kijkt haar verbaasd aan. “Daar ben je nooit te oud voor, ik doe het toch ook nog steeds?” Mevrouw L. kijkt naar de nagels van mevrouw I. “Hoe krijg je je rechterhand dan gelakt? Dat lijkt mij ingewikkeld.” “Dat is helemaal niet ingewikkeld”, zegt mevrouw I., “maar ik moet bekennen dat mijn man mij vaak helpt.” Weemoedig denk ik aan de lieve meneer W. die in januari is overleden. Nog steeds dringt het niet helemaal tot zijn vrouw door.
Meneer B. loopt z’n vaste rondje door de tuin. “Heb jij die pot daar neergezet?” vraagt hij mij, wijzend naar een grote pot hortensia’s. Ik zeg hem dat ik de pot er niet heb neergezet maar dat de hortensia wel wat water kan gebruiken. Dat is hij met me eens. “Maar het is mijn pot niet. Kan ik hem dan wel water geven?” vraagt hij. “Kijk, deze potten zijn wel van mij. Trouwens, ik heb de hele tuin hier aangelegd. Ook de bomen heb ik allemaal geplant.” Hij kijkt trots om zich heen. “Jouw potten kunnen trouwens ook wel wat water gebruiken” zeg ik. Hij woelt met zijn hand door de droge aarde. “Dat klopt” bevestigt hij, “maar ik neem deze potten straks mee naar huis en daar geef ik ze dan water. Ik moet eerst nog een paar klusjes doen in Kampen, dan haal ik mijn potten op. Ik moet nu echt gaan, want ik ben al aan de late kant” en hij schuifelt de serre in. Vertederd kijk ik hem na.
We gaan naar binnen voor de lunch. “Wat doet dat vreemde mens aan tafel?” zegt mevrouw M. en ze kijkt me bijna angstig aan. Mevrouw J. slaat geruststellend de arm om haar heen, zegt dat ik in het bestuur zit en dat ze moet oppassen met wat ze zegt. Verbaasd hoor en zie ik het aan en laat het maar zo. Mevrouw M. stelt het in ieder geval gerust; er kan zelfs een voorzichtig lachje af.
Er wordt lekker gegeten en over koetjes en kalfjes gepraat. Ik vertel over onze nieuwe auto en de vakantie die eraan zit te komen. Ieder wil weten waar naartoe en hoelang. “Wij willen allemaal wel mee” roept mam enthousiast en iedereen bevestigt dat. Dan staat meneer J. op. “Stapelen” roept hij.
Borden, glazen, bestek, broodmandjes, boterkuipjes en vlees- en kaasschaaltjes worden gestapeld en doorgeschoven naar het begin van de tafel waar meneer J. het allemaal op de kar zet. Er zijn een paar plakjes ham, een plakje kaas en een plak krentenbrood over. “Zal ik een zakje voor je halen, zodat je dit mee naar huis kunt nemen?” vraagt hij mij. “Dat zou ik maar doen” zegt mevrouw J2, “je hebt net een nieuwe automobiel gekocht. Alle kleine beetjes helpen.” Maar ik sla het aanbod vriendelijk af.
Als de tafel is afgeruimd en schoongemaakt, blijft een klein groepje zitten om na te tafelen.
Mevrouw J2. vertelt dat haar huis is verkocht. “Voorlopig kan ik hier dus nog even blijven wonen” zegt ze, “maar ik heb geen liggende gelden meer zoals jullie boeren in het Noorden.” “Wat zijn liggende gelden?” vraagt mevrouw I., maar het antwoord blijft uit. “Jij hebt je huis toch nog?” vraagt mam aan mevrouw I. “Jazeker” antwoordt die. “ Overdag ben ik hier maar ’s avonds ga ik naar mijn eigen huis. Ik vind het wel chaotisch, maar het is niet anders. Nu heeft mijn zoon onze mooie ligstoelen van thuis hier in de tuin gezet. Daar ben ik het niet mee eens want hoe moet dat dan als ik thuis ben? Hij zei dat hij ze dan wel terug zou brengen. Nou, we gaan het zien.”
Mevrouw L. luistert en kijkt. Ze is een nieuwe bewoner. “Jij hebt toch een huis in Noorwegen?” vraagt mam. Maar mevrouw L. vertelt dat ze uit Schotland komt en dat ze hier tijdelijk verblijft omdat haar broer in de buurt woont. Haar man is overleden en haar kinderen wonen op andere continenten. Ze weet niet hoe het allemaal zal gaan, maar ze ziet er tegenop om straks weer naar het koude en natte Schotland te gaan. Ik heb met haar te doen.
De gastvrouw komt vragen of we koffie of thee willen. Mam kijkt op haar horloge en vindt het te vroeg. “Waarom kijk jij nou op je horloge?” vraagt mevrouw I. “Als je ergens zin in hebt, maakt de tijd toch niet uit? Doe mij maar thee.”
Mevrouw J. staat op. “Ik ga een stukje wandelen. Tot later in dit theater” zegt ze en zwaaiend loopt ze de woonkamer uit.
Over Marjan Spelbrink
Marjan Spelbrink is de dochter van één van de bewoners van Zorgvilla Zwolle. In haar vrije tijd schrijft ze columns over wat ze meemaakt tijdens haar bezoeken aan Zorgvilla Zwolle en over het leven van haar moeder daar. Een uniek kijkje in hoe het leven in een zorgvilla is.